top of page

De Schizofrene Samenleving De creativiteit is vogelvrij verklaard. Top-dog-Big-Tech mega gave miljardairs beloven autonomie, zelfexpressie en misschien wel het diepste menselijke verlangen; gezien worden. Deze verlangens vormen de brandstof van wat we hier zullen noemen; het resultaatisme. Een samentrekking van 'resultaat' en 'fetisjisme'. Binnen dit systeem wordt waarde toegekend op basis van zichtbaarheid, prestaties en meetbaar effect. Het algoritme fungeert als een moderne Sphinx: een mythische entiteit zonder gezicht, die geen waarheid eist maar relevantie, geen wijsheid maar engagement. Alleen wie zijn raadsels begrijpt, in de vorm van trends, timing en optimalisatie, wordt beloond met aandacht. Wat lijkt op vrijheid, is ingebed in een resultaatisme waarin iedereen betaald met aandacht. Binnen deze context ontstaat een fundamentele paradox: om aandacht te krijgen moet je jezelf omvormen in een spook die door algoritmes wordt beloond en door publiek wordt herkend. Je bent niet langer simpelweg consument of maker, maar tegelijk de zender, het merk en het product. In deze digitale aandachtseconomie wordt het individu werkgever én werknemer. Deze continue spanning tussen zelfexpressie en zelfoptimalisatie, tussen oprecht zijn en strategisch optreden, resulteert in wat ik hier de "schizofrene samenleving" noemen. Een samenleving waarin identiteit vormt naar wat ook beloond wordt door het algoritme, waar creatieve autonomie wordt opgeslokt door het resultaatisme Om de schizofrene samenleving goed te begrijpen, is het belangrijk om te kijken naar hoe identiteit gevormd wordt en welke motoren dit proces aandrijven. Identiteit is per definitie een vloeibaar, veranderlijk proces (Z. Bauman, 2000). We vormen onszelf voortdurend, beïnvloed door ervaringen, relaties en levensfases. Identiteit is geen vaststaand gegeven, maar een dynamisch geheel dat zich blijft ontwikkelen. Wat deze natuurlijke ontwikkeling echter verstoort, is de werking van digitale echokamers. Het algoritme duwt ons in steeds nauwere corridors van gelijkgestemde inhoud en bevestiging. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om te twijfelen, te experimenteren of te veranderen. In plaats van een open zoektocht naar zelfontplooiing, raken we verstrikt in een digitale fuik die ons terugduwt naar het beeld dat eerder beloond werd. Wat betekent dit voor de waarde van creatieve arbeid in een systeem dat herhaling en voorspelbaarheid beloont? Het antwoord daarop is dat creativiteit steeds minder wordt gewaardeerd om haar vernieuwende kracht en steeds meer om haar adaptiviteit aan bestaande formats — een ontwikkeling die ook door de OECD en de Europese Commissie is gesignaleerd in hun kaders voor '21st Century Skills'. Daarin wordt creativiteit niet langer primair verbonden aan artistieke vernieuwing, maar aan flexibiliteit, zelfsturing en het vermogen om binnen bestaande kaders effectief te functioneren. Dit laat zien dat creativiteit steeds vaker wordt beoordeeld op haar economische inzetbaarheid, eerder dan op haar intrinsieke of expressieve waarde. Deze verschuiving krijgt een extra dimensie wanneer we haar plaatsen binnen de logica van de aandachtseconomie. Zoals Jonathan Beller (2006) beschrijft, wordt aandacht een vorm van arbeid: alleen wie de regels van deze economie begrijpt en gehoorzaamt, krijgt de kans om zichtbaar te zijn. In plaats van creatieve vrijheid zien we een systeem waarin makers hun originaliteit moeten inleveren voor optimalisatie. Byung-Chul Han (2015) benadrukt dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een fundamentele verschuiving in de aard van controle: van externe dwang naar interne zelfdisciplinering. Makers onderwerpen zich vrijwillig aan het algoritme, dat fungeert als onzichtbare beoordelaar. Hierdoor wordt creativiteit geen vrije expressie meer, maar een strategie om te voldoen aan wat scoort. Mark Fisher (2009) laat zien hoe dit proces zelfs tegenbewegingen neutraliseert: alles wat afwijkend is, wordt onmiddellijk opgenomen in het systeem en omgezet in verkoopbare vorm. Zo verliest creativiteit haar subversieve kracht. Het gevolg is dat creatieve arbeid onder het resultaatisme minder over scheppen en meer over presteren gaat. Het is arbeid geworden in dienst van zichtbaarheid, gestuurd door meetbare output en beloning. De waarde van creativiteit verschuift van het unieke naar het algoritmisch functionele — een verschuiving die niet alleen het creatieve proces aantast, maar ook de maker zelf raakt. Die aantasting manifesteert zich op identitair niveau. De constante performativiteit leidt tot wat Marx ooit beschreef als vervreemding, maar dan niet van arbeid, maar van het zelf. In Alone Together (2011) laat Sherry Turkle zien hoe sociale media mensen verbinden en tegelijk isoleren. Door jezelf voortdurend te cureren voor een publiek, ontstaat een gespleten identiteit: wie ben ik werkelijk, en wie ben ik online? Deze schizofrenie wordt versterkt door de noodzaak om 'echt' te lijken, terwijl je voortdurend strategisch handelt. De moderne maker leeft in een paradoxale realiteit: een wereld die vrijheid verkoopt, maar format eist; die authenticiteit viert, maar optimalisatie beloont. In deze schizofrene samenleving is het subject permanent bezig zichzelf te managen, te marketen en te modelleren naar wat werkt. De vraag is niet langer alleen: wie ben ik? Maar ook: wat moet ik doen om gezien te worden? Tering leip. Bikke Daap  Bronnen Bauman, Z. (2000). Liquid Modernity. Beller, J. (2006). The Cinematic Mode of Production: Attention Economy and the Society of the Spectacle. Han, B.-C. (2015). Psychopolitiek: Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken. Fisher, M. (2009). Capitalist Realism: Is There No Alternative? Turkle, S. (2011). Alone Together: Why We Expect More from Technology and Less from Each Other. OECD & Europese Commissie. Frameworks for 21st Century Skills (diverse jaren).

© 2035 by bikke daap. Powered and secured by Wix 

bottom of page